Rovinj tot het eind van de middeleeuwen

Rovinj wordt voor het eerst als Castrum Rubini vermeld in "Cosmographia", een zevende eeuws anoniem werk uit Ravenna. Er staat een veelheid aan aardrijkskundige gegevens in die betrekking hebben op de vijfde eeuw. Daaruit concludeert de choniqueur Benussi dat Rovinj tussen de derde en vijfde eeuw is ontstaan. Archeologische vondsten laten zien dat de omgeving van het huidige Rovinj al in de bronstijd en de ijzertijd was bewoond. Toen bloeide in Istrië de Histra-cultuur, die handelscontacten onderhield met de Grieken en de Etrusken. De nieuwste, toevallige vondsten wijzen erop dat het eiland Rovinj (vanaf 1763 schiereiland) al in de overgang van het tweede naar het eerste millenium bewoond was.  
Nadat hun vreedzame bewind instortte door de golven van Visigothen, Hunnen, Gothen en Byzantijnen, vluchtten sommige Romeinen weg naar de eilandjes Mons Albanus, Sv. Katerina, Sv. Andrija en Cissa. Cissa wordt voor het eerst genoemd door Plinius de oudere. Het eilandje is waarschijnlijk weggezonken bij een grote aardbeving in de tweede helft van de zevende eeuw.
Castrum Rubini lag op de plaats van de huidige St. Eufemia kerk, vroeger het St. Joris-kerkje. Het heette later Ruigno, Ruginio, Ruvigno en overleefde de verwoestende aanvallen van de Slaven (Domagoj, in het jaar 876), Neretva (865 en 887) en de Saracenen (819 en 842).
Na de Byzantijnen kwam Rovinj onder het bewind van de Longobarden en daarna van de Franken. In het feodale Istrië verloor Rovinj het grootste deel van de autonomie die het als Romeinse gemeente had. Dat de stad toch belangrijk bleef, blijkt uit het feit het in het jaar 804 deelnam aan de Vergadering van Riziano, waarbij het erin slaagt bepaalde ontheffingen in de wacht te slepen.
Aan de zeekant was Rovinj beschermd door de steile, kale rotswanden en aan de landkant door stevige verdedigingswallen. Ondanks de rotsstenen fortificaties werd het net als de andere Istrische steden meerdere keren volledig verwoest en in brand gestoken. Istrië is de brug tussen de Appenijnen en de Balkan en daarom wilden de grote beschavingen in het westen en het oosten er vanouds hun primaat verwerven. Karel de Grote erkende het bestuur van de patriarchen van Aquilia en in 966 werd Rovinj opgenomen in het bisdom Poreč, ofschoon het eerder deel had uitgemaakt van de diocese van Pula.  
Istrië werd in de tiende en elfde eeuw bestuurd door machtige Duitse feodale families, die de politieke en economische groei van Venetië goedkeurend bezagen.  
Het stadsbestuur werd gevormd door de burgerraad en de vergadering met aan het hoofd een consul. Het streed voor autonomie en vanaf 1208 komt het beurtelings onder de heerschappij van de patriarchen van Aquilia en het steeds machtiger wordende Venetië. Afhankelijk van de gunsten en ontheffingen die het kan krijgen neigt Rovinj nu eens naar de ene, dan weer naar de andere kant. In 1188 sluit Rovinj met Dubrovnik het handelsverdrag Renovatio pacis. In de dertiende eeuw komt Rovinj meermaals in conflict met de West-Istrische steden Piran en Kopar.  
Serenissima (Venetië) poogt het hele noordelijke Adriatische gebied op zee en aan land onder controle te krijgen en van Istrië een buffer te maken. Net als de andere Istrische steden denkt Rovinj dat deze zeemacht de beste garantie is voor de bescherming van haar handels- en zeevaartsbelangen. Het volgt Poreč, Novigrad en Umag en onderwerpt zich in 1283 aan Venetië.
Daarmee begint de lange Venetiaanse heerschappij. Ogenschijnlijk geeft de dogenrepubliek vrijheid aan de gemeenten, maar in feite benoemt het zelf de podestaten die het kerkelijke, politieke, administratieve en handelsbewind van de stad voerden. De podestaat was natuurlijk een Venetiaan en Rovinjs zelfbestuur werd ingeperkt. Slechts een klein aantal bevoorrechte families mocht deelnemen aan het werk van de burgerraad. Ook de rechters, die samen met de podestaat de civiele en rechterlijke macht uitoefenden, werden benoemd door de raad.  
De maatschappij was eenvoudig ingedeeld. De bevolking bestond uit de nobelen en het volk (nobili et popolani). Dat was de basis van iedere gemeentelijke bestuursvorm: de Raad en de Vergadering. Met de tijd konden alleen nog maar enkele adelijke families op basis van hun erfelijke rechten zitting nemen in de Raad. Het mandaat van de podestaat of pretor, dat door de Venetiaanse senaat werd ingesteld, duurde eerst een jaar, daarna twee jaar en vanaf 1306 16 maanden. Begin vijftiende eeuw had Rovinj al zijn eigen Statuut, verdeeld over drie boeken: het eerste betrof het bestuur, het tweede het burgerlijk recht, eigendomsrecht, vee en graasrecht en het derde overtredingen, strafrecht en belastingen.     
Venetië had een handelseconomie en hierdoor kreeg ook Rovinj een steeds stedelijker karakter. Naast vissers en boeren komen er ook ambachtslieden, kooplieden, zeelui. In de veertiende eeuw worden de eerste broederschappen opgericht: grootgrondbezitters en landbouwers, zeelieden, steenhouwers, vissers enz. De zeevaart ontwikkelde zich drastisch en leidde tot een wedijver en zelfs tot gewapende conflicten tussen de steden. Venetië raakte verzeild in een conflict met Genua, dat in 1379 Rovinj verwoestte en veroverde. Zelfs de botten van de beschermheilige werden uit de sarcofaag meegenomen, maar in 1401 weer teruggegeven.  
Centraal Istrië is in handen van berggraven en komt in 1374 als graafschap van Pazin onder bewind van Habsburg. De belangen van de twee supermachten van die tijd, Venetië en Habsburg, botsten vaak en leidden vaak tot conflicten. De middeleeuwen brachten nog een groot ongeluk met zich mee, de pest. Rovinj bleef echter dankzij het gunstige klimaat relatief gespaard.